roland schimmel
Roland Schimmel (Hooglanderveen, 1954) stuurt aan op een visuele kortsluiting. Hij manipuleert de waarneming op het niveau van haar onbewuste reflexen. Nabeeld en nabeeldwerking, en daarmee het kijken als dynamisch proces, staan centraal. In zijn schilderijen, muurschilderingen (installaties) en computeranimaties worden beelden getransformeerd in hun complementaire tegendeel. De werken roepen verwarring en reacties op – met nabeelden tot gevolg.
Roland Schimmel studeerde aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem, waar hij later ook lesgaf. Hij exposeerde eerder in onder andere Rotterdam, Amsterdam, Porto, Berlijn en New York.
Uit de Wandelgids:
Enerverende machteloosheid
Het ligt voor de hand om het werk van Roland Schimmel vanuit de ervaring, mijn ervaring te beschrijven. Dat is namelijk het makkelijkst bij deze overweldigende constructie in wit en zwart en alle regenboogkleuren die daartussen liggen. Ik kan schrijven hoe het werk waarin ik me voortbeweeg op mij overkomt, hoe die halfronde, diepzwarte muur me tegemoet gloeit, mijn ledematen zwaar maakt en mijn adem beknelt. Hoe, als ik me omdraai, het wit voelt als een zinderende zomerbries in heiig weer. Maar doe ik dat heel uitgebreid, dan verpest ik het niet alleen voor u, de vraag is ook wat u eraan heeft. U bent u, met uw eigen ervaring. U moet dit werk, dat eist dat gedachten stop worden gezet, op uw eigen particuliere manier beleven.
Dat is het mooie van Roland Schimmels nieuwe installatie (een veel te kil woord voor de atmosferische ruimte die hij met engelengeduld in de Noletloodsen heeft opgetrokken en laag over laag over laag gespoten): de democratische kwaliteit. Iedere kijker wordt meegezogen in deze ruimte, die alleen in het begin allerdiepst zwart en helder wit lijkt. Blijf kijken, en ontdek dat het bestaat (om de Italiaanse schrijver Italo Calvino te parafraseren): het vermogen om visioenen te hebben met open ogen.
Sinds Roland Schimmel in 1978 afstudeert aan de kunstacademie in Arnhem met uitsluitend witte schilderijen, is hij een zoeker. Schimmel (1954) vertrekt uit Nederland omdat hij voelt dat zijn denken hier te veel begrensd wordt. Eerst naar Griekenland, dan naar een eiland in de Stille Zuidzee waar hij lange tijd verblijft. Ten slotte komt hij aan in Indonesië, waar een hindoemeester hem laat zien dat ‘alles doordrongen is van alles’.
De spirituele lichtkunstwerken van de Amerikaanse kunstenaar James Turrell – die Schimmel bewondert – sluiten hier mooi op aan. Turrell weet met één kleur licht een ruimte te verheffen tot een meditatieve plek waar alle wetten – ook die over hedendaagse kunst – overboord worden gezet. Schimmel breidt zijn zoektocht uit tot de Kleurenleer van Goethe, die in 1810 natuurwetenschappelijk het fenomeen van ‘nabeelden’ aantoont. Ook de alchemie wordt een onderzoeksgebied. Met name de symboliek van de inktzwarte zuiverheid en het stralend heldere wit dat overdekt wordt met de regenboogkleurige, alles ziende ‘ogen’ van een pauwenstaart, komt terug in Schimmels werk.
De installaties die Schimmel de afgelopen twintig jaar in de openbare ruimte maakt, in musea en andere openbare gebouwen, spelen steeds met het wit en het zwart, met halo’s en nabeelden die als ‘ogen’ van de pauwenstaart oplichten. Regenboogkleuren doemen op en verdwijnen weer. Het zwart kent vele manieren om zich te manifesteren: van paars naar bijna blauw, grijs en alles verslindend zwart.
Met zijn werk tast de kunstenaar de grens af waar beeldende kunst meditatie raakt. En juist op die grens ‘leven’ de nabeelden als projecties van kleuren die we net in een andere complementaire staat hebben gezien. Nabeelden zijn vluchtig als gedachten, maar ze ontstaan op het ritme van je ademhaling. Zelf noemt Schimmel het zo: ‘Nabeelden geven je een enerverend gevoel van machteloosheid.’
Dat enerverende gevoel van machteloosheid begint met puur en simpel kijken naar een witte of een zwarte muur. Zo doet de kunstenaar het. Zo doen wij het hem na.