harry haarsma
Harry Haarsma (Brunssum, 1955) paart zijn schilderkunst aan het maken van kunstenaarsboeken. Met een fijnzinnig gevoel voor wat buiten beeld toch van betekenis is tekent en schildert hij. In trefzekere lijnen en koele kleurvlakken weet hij deze onmiskenbare dubbelzinnigheid te vangen. Naast schilderijen maakt hij boeken waarin hij reflecteert op de nabije wereld van alledag. Woord, beeld en schilderkunstige ingreep gaan op een verfijnde manier een relatie met elkaar aan.
Harry Haarsma studeerde aan de Hogeschool voor de Kunsten in Kampen en aan de Hochschule der Künste in Berlijn. Zijn werk was eerder te zien in onder andere Schiedam, Rotterdam, Nijmegen en Heerenveen.
Uit de Wandelgids:
De ademtocht van de wereld
Als je aan Marcel Proust zou hebben gevraagd, waar volgens hem het begin lag, dan zou hij antwoorden: ‘Bij dat koekje, die madeleine, naturellement’. Via de geur van het koekje opende zich een wereld aan beelden, associaties, herinneringen, geluiden – een wereld van vroeger die plotseling springlevend werd in de taal. Vraag je aan beeldend kunstenaar Harry Haarsma (1955) waar het begin ligt, dan zal hij heel erg zijn best doen om een antwoord te geven, maar vinden kan hij het niet. En toch draagt zijn werk, dat zich in acht monumentale episodes in de Noletloodsen voor u uitstrekt, de titel Archè – Oudgrieks voor ‘begin’. De Oudgrieken twistten onderling hevig over wat dat begin, het principe van de oerstof dan wel moest voorstellen. Water, zei Thales van Milete. Vuur, zei een ander. Aarde, zei weer een ander.
Voor Haarsma verwijst Archè naar een heleboel: het verwijst naar het reservoir van beelden, sensaties en herinneringen dat als een oerstof in zijn hersens en fysiek in zijn atelier ligt opgeslagen. Maar het verwijst ook naar het beeld als verlangen, dat beeldend kunstenaar Haarsma onderzoekt en ordent. Met dat beeld heeft hij een zeer ambivalente verhouding. Niet omdat hij het beeld an sich wantrouwt, maar om wat daar allemaal omheen hangt, danst, schettert, lonkt en onze blik vertroebelt. Niet voor niets heeft hij boven zijn bed een citaat hangen van de voortreffelijke Belgische schrijfster Marguerite Yourcenar: ‘Onze verbeelding doet de moeite om dingen aan te kleden, maar de dingen zijn goddelijk naakt.’ Naar die ‘goddelijke naaktheid’ is Haarsma op zoek.
Hoe verloopt zo’n onderzoek en wat is het resultaat? Om met dat laatste te beginnen: Haarsma’s werk bestaat uit een duizelingwekkende combinatie van tekeningen, bewerkte foto’s, ansichtkaarten, post-its, krantenfoto’s, gedichten, citaten van heinde en verre, krantenkoppen, schilderijen. Hij maakt bijzondere kunstenaarsboeken, hij plakt krantenspreads op linnen, beschildert ze, snijdt foto’s weg, of concentreert zich louter op citaten. ‘Diepgang is een optische illusie’, prijkt bovenaan een beeldloze spread waar de diepgang juist lijkt weggehaald. ‘Einde van de westerse zekerheden’, poneert een andere kop. In ander werk blaast hij foto’s juist op en rastert ze, waardoor ze een mysterieuze abstracte kwaliteit krijgen. Een mooi voorbeeld daarvan is het beeld dat eruitziet als een ijle wolk boven zee, maar in feite het zeepsop is waarmee een raam wordt gezeemd. Hij bouwt ‘huizen’ tjokvol beelden op ansichtkaartformaat. Die ansichtkaarten kunnen uit Haarsma’s eigen archief afkomstig zijn maar ook zelf zijn geschilderd: vaak abstracte stippels, lijnen en vegen, iets wat lijkt op lucht, water en jazeker: een ademtocht. Vermeers brieflezende vrouw wordt afgeleid door blauwe strepen verf die de tekst om haar heen (op zijn kop afgedrukt) onleesbaar maken. Gerhard Richters wegkijkende Betty (1988) gaat vergezeld van een gruwelijke krantenfoto van gevangenen in erbarmelijke toestand vastgehouden.
De zorg waarvan Haarsma je onbewust deelgenoot maakt, betreft niet alleen het beeld dat zo alomtegenwoordig om je heen is dat je zijn waarde en betekenis nauwelijks meer ziet. In een tijd als deze, waarin consumptie- en emotiekitsch regeren en financiële machten werkzaam zijn die tegen alles ingaan wat met humanisme en zorg voor die wonderschone blauwe planeet te maken heeft, wordt het almaar lastiger om te doorgronden en te doorzien. De Belgische filosoof Lieven de Cauter beschrijft dat mooi in zijn nieuwste boek Metamoderniteit voor beginners. De doorgronding van de tijdgeest, zegt De Cauter, is een vrijwel onmogelijke opgave: ‘Tegenwoordigheid van geest is meer dan ooit een must, maar opgewassen zijn tegen het heden, werkelijk deelgenoot zijn, wordt almaar moeilijker door de explosie van het weten, door de complexiteit en interdependentie van de globalisering, de versnelling van het levensritme, de versplintering van de geschiedenis en de dualisering van de wereld. Holisme is een must, maar wie kan het allemaal overzien en tot een synthese brengen? Zelfs een reus als Hegel zou vandaag de dag te korte beentjes hebben.’
Haarsma probeert die synthese tot stand te brengen door een zoektocht te ondernemen naar het begin, het ‘ware beeld’ dat spreekt van kwaad en goed, duidelijk en onduidelijk, leeg en vol. Om dat in zijn volle naaktheid te tonen, is een frame nodig dat die veelvoud weerspiegelt. En het besef dat het einde, het ware begin, altijd net buiten beeld zal blijven.