florette dijkstra

Florette Dijkstra (Den Haag, 1963) zoekt naar de ‘lege plekken’ in de kunstgeschiedenis. Naast meerjarige projecten maakt ze tekeningen over onderwerpen die een relatie hebben met beeldende kunst en literatuur, zoals een serie over de reflecterende mens. De werken gaan over wat voorafgaat aan het creëren van een kunstwerk en wat erop volgt. Dijkstra reist soms jarenlang in het voetspoor van vergeten personages en doet daar in tekeningen en tekst verslag van.

Florette Dijkstra studeerde aan de Koninklijke Academie voor Kunst en Vormgeving in Den Bosch. Ze maakte sinds 2012 acht nummers van KUNSTWORDTTERUGKUNST, een tijdschrift voor het denken vanuit en over kunst. Ook exposeerde ze eerder in onder meer Amsterdam, Arnhem, St. Ives (GB) en Brussel.

 

Uit de Wandelgids:

Tekenen met voorkennis

Aanvankelijk is er niets: een stuk wit papier, een leeg doek, een blok steen. Hier moet de kunstenaar het mee doen. Hij schildert, schetst, timmert, hakt en tekent. Het beeld dat de kunstenaar in zijn hoofd heeft, raakt stukje bij beetje bevrijd uit het materiaal. Het ontstaat. En dan hangt, ligt, is er: een kunstwerk, als concreet, af ‘ding’. Wij als toeschouwers kijken ernaar alsof het er altijd is geweest, geen twijfel over mogelijk.

De wonderlijke, haast onzichtbare grens die kronkelt tussen zijn en nietzijn, tussen iets en niets, kunst en leegte is het onderwerp van veel werk van Florette Dijkstra (1963). Dijkstra toont in twee ruimtes op een al aanwezige vide met opslaghok in de Noletloodsen zo’n vijftig precieus geconstrueerde tekeningen-met-voorgeschiedenis. Allemaal proberen ze iets van de scheppingsmythe uit te drukken. Hoe bedenken grote schrijvers hun verhalen? Hoe ontstaat een beeldhouwwerk? Hoe is het begonnen? Welke grammatica heeft het beeld? Hoe komt de kunstenaar tot werken? Hoe krijgt het denken vorm?

Wie het werk van Dijkstra kent, weet dat zij zich niet tot één medium verhoudt – ze schrijft, geeft een tijdschrift uit, schildert en tekent, net als één van haar grote inspiratiebronnen: de Belgische, in 1999 overleden abstracte kunstenaar en publicist Michel Seuphor. Dijkstra’s tekeningen zijn opgebouwd uit honderden gearceerde lijntjes. Met die heel eenvoudige lijntjes, afkomstig uit een heel eenvoudig potlood en geplaatst met mierenvlijt, vermijdt ze het handschrift dat schilderkunst soms zo behaagziek maakt. Met die strakke lijntjes slaagt Dijkstra erin een wereld op te roepen die iets laat zien van de fragiliteit van het scheppingsmoment in de fragiliteit van het scheppingsmoment zelf.

De series tekeningen en objecten die Dijkstra in de Noletloodsen onder de titel Grondvloer laat zien, zijn ruwweg onder te verdelen in drie onderwerpen. Ze beelden werkkamers van schrijvers en kunstenaars uit die Dijkstra bewondert, en van wie ze de voetsporen soms jarenlang, in een proces van steeds grotere personificatie, volgt. Die schrijvers en kunstenaars hebben gemeen dat ze weliswaar bekend zijn – wie heeft er niet van Robert Musil of Fernando Pessoa gehoord? – maar ze hebben nooit de status van superster bereikt. Daarvoor was hun werkwijze te bedachtzaam, hun houding ten opzichte van de buitenwereld te wantrouwend of gewoon schuw, hun werk te onmodieus. Iets van de mentale zindering die de schrijvers bevangt tijdens of voor het werkproces, probeert Dijkstra in haar ‘schrijfkamers’ tot uitdrukking te brengen.

De tweede serie tekeningen wordt in het donker voortgezet. Hier komen enkele kindertekeningen en een reeks grottekeningen samen in een ‘tentoonstelling’ die gaat over oorsprong en gevolg. De derde serie handelt over basisvormen in de kunst. Dat klinkt saai, maar is het niet, want basisvormen zijn net als bouwstenen, ze vormen het begin van het scheppingsproces, ze vormen de syntaxis van het beeld. Voor Dijkstra zijn die basisvormen een cirkel, een rechthoek, een lijn, vaak gemaakt door bewonderde kunsthistorische voorbeelden.

Zo herken je de Eindeloze Zuil, een beeld waarmee de Roemeense kunstenaar Constantin Brancusi in 1937 als eerbetoon aan de gesneuvelden in de Eerste Wereldoorlog vlak bij zijn geboorteplaats een ‘trap naar de hemel’ oprichtte. Er hangen tekeningen naar het werk van de Italiaanse Arte Povera-kunstenaar Luciano Fabro. Op de vloer ligt een reconstructie in schaal 1 op 1 van Square Piece (1967) van Carl André. En er gloeit een reuzengrote ‘T’ op, van de schilder Blinky Palermo, een leerling van Beuys en bekend om zijn fiere, monochrome schilderijen. Het zijn scherpe en strenge vormen die in Dijkstra’s tekeningen  allemaal iets zachts en kwetsbaars krijgen, alsof ze kunnen verdwijnen als je er te lang naar kijkt. De tekeningen en objecten van Grondvloer vormen niet alleen een expositie, maar zijn tegelijkertijd plek van bezinning, atelier, schrijftafel, de mentale binnenruimte van de kunstenaar. Hier komt alles samen, wordt alles gevoegd en verwerkt. Dijkstra’s tekeningen doen denken aan vroeger, toen slaapkamerramen ’s winters nog bedekt waren met ijsbloemen. Je ademde tegen de koude ruit, heel even smolten de ijskristallen en zag je de buitenwereld scherp. Dan vernevelde alles weer.

florette